بِسۡمِ ٱللَّهِ ٱلرَّحۡمَٰنِ ٱلرَّحِيمِ
۞وَٱذۡكُرۡ أَخَا عَادٍ إِذۡ أَنذَرَ قَوۡمَهُۥ بِٱلۡأَحۡقَافِ وَقَدۡ خَلَتِ ٱلنُّذُرُ مِنۢ بَيۡنِ يَدَيۡهِ وَمِنۡ خَلۡفِهِۦٓ أَلَّا تَعۡبُدُوٓاْ إِلَّا ٱللَّهَ إِنِّيٓ أَخَافُ عَلَيۡكُمۡ عَذَابَ يَوۡمٍ عَظِيمٖ
En gedenk de broeder van ‘Ad, toen hij zijn volk in de zandduinen in het zuidelijke gedeelte van het Arabisch Schiereiland waarschuwde. En zeker, voor hem zijn reeds waarschuwers gekomen en na hem (zeggende): “Aanbid niemand anders dan Allah; waarlijk, ik vrees voor jullie de bestraffing van de geweldige dag.”
قَالُوٓاْ أَجِئۡتَنَا لِتَأۡفِكَنَا عَنۡ ءَالِهَتِنَا فَأۡتِنَا بِمَا تَعِدُنَآ إِن كُنتَ مِنَ ٱلصَّـٰدِقِينَ
Zij zeiden: “Ben jij tot ons gekomen om ons van onze goden te laten afkeren? Breng ons dan datgene waarmee je ons bedreigt, als je één van de waarachtigen bent!”
قَالَ إِنَّمَا ٱلۡعِلۡمُ عِندَ ٱللَّهِ وَأُبَلِّغُكُم مَّآ أُرۡسِلۡتُ بِهِۦ وَلَٰكِنِّيٓ أَرَىٰكُمۡ قَوۡمٗا تَجۡهَلُونَ
Hij zei: “De kennis is alleen bij Allah, en ik verkondig jullie datgene waarmee ik gestuurd ben, maar ik zie dat jullie een volk zijn dat aan de onwetendheid is gegeven!”
فَلَمَّا رَأَوۡهُ عَارِضٗا مُّسۡتَقۡبِلَ أَوۡدِيَتِهِمۡ قَالُواْ هَٰذَا عَارِضٞ مُّمۡطِرُنَاۚ بَلۡ هُوَ مَا ٱسۡتَعۡجَلۡتُم بِهِۦۖ رِيحٞ فِيهَا عَذَابٌ أَلِيمٞ
Toen, wanneer zij het als een zachte wolk zagen die naar hun dalen kwam, zeiden zei: “Dit is een wolk die regen brengt!” Welnee, maar dit is datgene (de bestraffing) waarvan jullie hebben gevraagd om haar te bespoedigen! – een wind met daarin een pijnlijke bestraffing!
تُدَمِّرُ كُلَّ شَيۡءِۭ بِأَمۡرِ رَبِّهَا فَأَصۡبَحُواْ لَا يُرَىٰٓ إِلَّا مَسَٰكِنُهُمۡۚ كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡقَوۡمَ ٱلۡمُجۡرِمِينَ
Alles vernietigend door het bevel van haar Heer! Zo werden zij degenen waarvan niets meer te zien was, behalve hun woningen! Zo vergoeden Wij het volk dat misdadig is.
وَلَقَدۡ مَكَّنَّـٰهُمۡ فِيمَآ إِن مَّكَّنَّـٰكُمۡ فِيهِ وَجَعَلۡنَا لَهُمۡ سَمۡعٗا وَأَبۡصَٰرٗا وَأَفۡـِٔدَةٗ فَمَآ أَغۡنَىٰ عَنۡهُمۡ سَمۡعُهُمۡ وَلَآ أَبۡصَٰرُهُمۡ وَلَآ أَفۡـِٔدَتُهُم مِّن شَيۡءٍ إِذۡ كَانُواْ يَجۡحَدُونَ بِـَٔايَٰتِ ٱللَّهِ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُواْ بِهِۦ يَسۡتَهۡزِءُونَ
En voorwaar, Wij hebben hen zeker datgene (macht) gegeven wat Wij jullie niet hebben gegeven! En Wij voorzagen hen met gehoor, zicht, en harten. Toch baatten hun gehoor, hun zicht en hun harten hun niet, Doordat zij de tekenen van Allah ontkenden, en zij waren volledig omringd door datgene wat zij plachten te bespotten!
وَلَقَدۡ أَهۡلَكۡنَا مَا حَوۡلَكُم مِّنَ ٱلۡقُرَىٰ وَصَرَّفۡنَا ٱلۡأٓيَٰتِ لَعَلَّهُمۡ يَرۡجِعُونَ
En voorwaar Wij hebben steden om jullie heen vernietigd en Wij hebben de tekenen op verschillende manieren getoond zodat zij mogen terugkeren.
فَلَوۡلَا نَصَرَهُمُ ٱلَّذِينَ ٱتَّخَذُواْ مِن دُونِ ٱللَّهِ قُرۡبَانًا ءَالِهَةَۢۖ بَلۡ ضَلُّواْ عَنۡهُمۡۚ وَذَٰلِكَ إِفۡكُهُمۡ وَمَا كَانُواْ يَفۡتَرُونَ
Waarom hebben degenen die zij naast Allah als goden hebben aangenomen, als een manier (om Allah) te benaderen) hen niet geholpen? Welnee, maar zij zijn volledig van hen verdwenen. En dat was hun leugen, en hun bedenkingen die zij bedacht hadden.
وَإِذۡ صَرَفۡنَآ إِلَيۡكَ نَفَرٗا مِّنَ ٱلۡجِنِّ يَسۡتَمِعُونَ ٱلۡقُرۡءَانَ فَلَمَّا حَضَرُوهُ قَالُوٓاْ أَنصِتُواْۖ فَلَمَّا قُضِيَ وَلَّوۡاْ إِلَىٰ قَوۡمِهِم مُّنذِرِينَ
En (gedenk) toen Wij een aantal jinns naar jouw (o Mohammed) richting stuurden. Zij luisterden naar de Koran tijdens hun aanwezigheid (bij de fadjr-recitatie van Mohammed), waarop zij (onderling) zeiden: “Luister aandachtig!” Na afloop keerden zij (vervuld met vrees voor de bestraffing) terug als waarschuwers voor hun volk.
قَالُواْ يَٰقَوۡمَنَآ إِنَّا سَمِعۡنَا كِتَٰبًا أُنزِلَ مِنۢ بَعۡدِ مُوسَىٰ مُصَدِّقٗا لِّمَا بَيۡنَ يَدَيۡهِ يَهۡدِيٓ إِلَى ٱلۡحَقِّ وَإِلَىٰ طَرِيقٖ مُّسۡتَقِيمٖ
Zij zeiden: “O volk van ons! Waarlijk, wij hebben een boek (de Koran) gehoord dat ná (de Thaura van) Moesa is neergedaald, ter bevestiging van wat daarvoor was. Het leidt naar de waarheid en naar het rechte pad.