بِسۡمِ ٱللَّهِ ٱلرَّحۡمَٰنِ ٱلرَّحِيمِ
أَنِ ٱعۡمَلۡ سَٰبِغَٰتٖ وَقَدِّرۡ فِي ٱلسَّرۡدِۖ وَٱعۡمَلُواْ صَٰلِحًاۖ إِنِّي بِمَا تَعۡمَلُونَ بَصِيرٞ
Zeggende: “Maken jullie perfecte maliënkolders, de ringen van het geklonken werk goed uitgebalanceerd, en verricht goede daden. Waarlijk, Ik ben Alziende van wat jullie doen.”
وَلِسُلَيۡمَٰنَ ٱلرِّيحَ غُدُوُّهَا شَهۡرٞ وَرَوَاحُهَا شَهۡرٞۖ وَأَسَلۡنَا لَهُۥ عَيۡنَ ٱلۡقِطۡرِۖ وَمِنَ ٱلۡجِنِّ مَن يَعۡمَلُ بَيۡنَ يَدَيۡهِ بِإِذۡنِ رَبِّهِۦۖ وَمَن يَزِغۡ مِنۡهُمۡ عَنۡ أَمۡرِنَا نُذِقۡهُ مِنۡ عَذَابِ ٱلسَّعِيرِ
En aan Soeleiman (hebben Wij) de winden (onderworpen), haar ochtend was een (reis van een) maand en haar middag was een (reis van een) maand. En Wij zorgden voor een bron van brons om voor hem te stromen, en er waren djinn die voor hem (Soeleiman) werkten, met de goedkeuring van zijn Heer. En elke (djinn) die zich van Ons bevel afkeert, zullen Wij (in het hiernamaals) de bestraffing van het laaiende vuur laten proeven.
يَعۡمَلُونَ لَهُۥ مَا يَشَآءُ مِن مَّحَٰرِيبَ وَتَمَٰثِيلَ وَجِفَانٖ كَٱلۡجَوَابِ وَقُدُورٖ رَّاسِيَٰتٍۚ ٱعۡمَلُوٓاْ ءَالَ دَاوُۥدَ شُكۡرٗاۚ وَقَلِيلٞ مِّنۡ عِبَادِيَ ٱلشَّكُورُ
Zij verrichtten voor hem werken die hij wenste: (toren) hoge gebouwen, beelden (van zilver, glas en marmer), schalen zo groot als vijvers (waaruit wel duizend man konden eten) en onverplaatsbare (kook)potten (als bewijs voor hun krachten). “Werken jullie in dankbaarheid!” Maar weinig van Mijn dienaren waren dankbaar.
فَلَمَّا قَضَيۡنَا عَلَيۡهِ ٱلۡمَوۡتَ مَا دَلَّهُمۡ عَلَىٰ مَوۡتِهِۦٓ إِلَّا دَآبَّةُ ٱلۡأَرۡضِ تَأۡكُلُ مِنسَأَتَهُۥۖ فَلَمَّا خَرَّ تَبَيَّنَتِ ٱلۡجِنُّ أَن لَّوۡ كَانُواْ يَعۡلَمُونَ ٱلۡغَيۡبَ مَا لَبِثُواْ فِي ٱلۡعَذَابِ ٱلۡمُهِينِ
Nadat Wij voor (Soelaymaan) de dood hadden bepaald, werd (zijn heengaan) voor niemand duidelijk (en dus bleven de djinn hun afmattende taken uitvoeren). Totdat een houtworm aan zijn staf begon te knagen (die zijn levenloos lichaam steunde). Daarom viel hij neer en werd (opeens alles) duidelijk voor de djinn. (Want) als zij (werkelijk) kennis van het ongeziene hadden, dan zouden ze nooit zó lang in die vernederende bestraffing zijn gebleven.
لَقَدۡ كَانَ لِسَبَإٖ فِي مَسۡكَنِهِمۡ ءَايَةٞۖ جَنَّتَانِ عَن يَمِينٖ وَشِمَالٖۖ كُلُواْ مِن رِّزۡقِ رَبِّكُمۡ وَٱشۡكُرُواْ لَهُۥۚ بَلۡدَةٞ طَيِّبَةٞ وَرَبٌّ غَفُورٞ
Voorwaar, er was voor (voor de inwoners) Saba een teken in hun woonplaats, - twee tuinen aan de rechterhand en aan de linker (en er werd tegen hen gezegd): “Eet van de voorziening van jullie Heer en wees Hem dankbaar, een welvarend land en meest vergevende Heer.”
فَأَعۡرَضُواْ فَأَرۡسَلۡنَا عَلَيۡهِمۡ سَيۡلَ ٱلۡعَرِمِ وَبَدَّلۡنَٰهُم بِجَنَّتَيۡهِمۡ جَنَّتَيۡنِ ذَوَاتَيۡ أُكُلٍ خَمۡطٖ وَأَثۡلٖ وَشَيۡءٖ مِّن سِدۡرٖ قَلِيلٖ
Maar zij keerden zich ervan af, dus stuurden Wij aan hen een vloed die van de dam werd losgelaten en Wij veranderden hun twee tuinen in tuinen die bitter, slecht fruit voortbrachten en tamarinden en een paar lotusbomen.
ذَٰلِكَ جَزَيۡنَٰهُم بِمَا كَفَرُواْۖ وَهَلۡ نُجَٰزِيٓ إِلَّا ٱلۡكَفُورَ
Zo zetten Wij het hun betaald omdat zij ondankbare ongelovigen waren. En nooit zetten Wij het op deze manier betaald tenzij zij ondankbaren zijn.
وَجَعَلۡنَا بَيۡنَهُمۡ وَبَيۡنَ ٱلۡقُرَى ٱلَّتِي بَٰرَكۡنَا فِيهَا قُرٗى ظَٰهِرَةٗ وَقَدَّرۡنَا فِيهَا ٱلسَّيۡرَۖ سِيرُواْ فِيهَا لَيَالِيَ وَأَيَّامًا ءَامِنِينَ
En Wij plaatsen tussen hen en de steden die Wij gezegend hadden, steden die gemakkelijk te zien waren en Wij maakten de stappen (van de reis) tussen hen gemakkelijk (zeggende): “Reis veilig in hen in zowel de nacht als de dag.”
فَقَالُواْ رَبَّنَا بَٰعِدۡ بَيۡنَ أَسۡفَارِنَا وَظَلَمُوٓاْ أَنفُسَهُمۡ فَجَعَلۡنَٰهُمۡ أَحَادِيثَ وَمَزَّقۡنَٰهُمۡ كُلَّ مُمَزَّقٍۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَٰتٖ لِّكُلِّ صَبَّارٖ شَكُورٖ
Maar zij zeiden: “Onze Heer! Maak de stappen tussen onze reis langer,” en zij deden zichzelf onrecht aan, dus maakten Wij hen tot verhalen en Wij vernietigden hen allen volledig. Waarlijk hierin zijn zeker tekenen voor iedere geduldige, dankbare persoon.
وَلَقَدۡ صَدَّقَ عَلَيۡهِمۡ إِبۡلِيسُ ظَنَّهُۥ فَٱتَّبَعُوهُ إِلَّا فَرِيقٗا مِّنَ ٱلۡمُؤۡمِنِينَ
Voorzeker, de vermoedens van Iblies (dat hij hen zou misleiden) werden bewaarheid en dus volgden (de ongelovigen) hem allen, behalve een groep gelovigen. En voorzeker, Iblies heeft zijn gedachten over hen waar gemaakt. En allen volgden hem, behalve een groep gelovigen.